
De bekostiging in het onderwijs loopt uit de pas met de eisen vanuit de politiek, het onderwijsveld en de samenleving. Hoe kan een school meer bekostiging ontvangen, en wanneer wordt een bekostiging achteraf teruggevorderd?
Onderwijskwaliteit
De Grondwet bepaalt dat het onderwijs een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering is. Die zorg komt onder meer tot uiting in de financiering (bekostiging) van het onderwijs. De bekostiging van een gemiddelde basisschool in Nederland is echter niet toereikend omdat uit onderzoek een beeld naar voren komt van afkalvend onderwijs, niet alleen op het gebied van taal en rekenen, maar ook bij cultuur- en natuurlessen, techniek en gym. De PO-Raad pleitte daarom in mei van dit jaar voor een parlementair onderzoek naar de bekostiging, maar de Tweede Kamer weigerde hiertoe. Toch is meer geld nodig voor de ambities van het (basis)onderwijs.
De verhouding tussen de bekostiging, kosten en de (aanvullende) eisen zijn toe aan een grondige herziening. Uit een analyse van de Nederlandse basisscholen komt naar voren dat de bekostiging voor het primair onderwijs toereikend is om te voldoen aan de wettelijke minimumeisen, maar ontoereikend om te voldoen aan de aanvullende eisen die vanuit het ministerie van OCW, het onderwijsveld en de samenleving de school binnen komen. Het huidige bekostigingsbeleid zou (op termijn) kunnen leiden tot een lagere onderwijskwaliteit en hogere kosten om voorzieningen op peil te houden. Er wordt immers bespaard op materiele kosten (zoals structureel onderhoud) en de hogere materiële kosten worden gecompenseerd door minder middelen in te zetten ten behoeve van het personeel. Hierdoor ontstaan er bijvoorbeeld grotere klassen en wordt de werkdruk voor leraren hoger.
Bekostiging scholen
Basisscholen hebben dus door de hoge uitgaven van materiele kosten structureel te weinig geld om extra personeel in te zetten of om te innoveren. Hoe kan een onderwijsinstelling meer bekostiging ontvangen? Sinds 2006 krijgen onderwijsinstellingen van de overheid één budget voor alle kosten die zij maken. Dit heet ‘lumpsumbekostiging’. Openbaar en bijzonder onderwijs worden sinds 1917 naar dezelfde maatstaf uit de openbare kas bekostigd. Om voor bekostiging in aanmerking te komen moet een school aan drie cumulatieve vereisten voldoen:
- In de eerste plaats moet een school een voldoende aantal leerlingen hebben dat aan de school onderwijs volgt. Scholen krijgen een bepaalde periode om dat aantal te behalen. Voor het primair onderwijs is dat vijf jaar, voor het voortgezet onderwijs de nominale cursusduur plus twee jaar. Dit betekent dat een vwo-school binnen acht jaar (zes plus 2) minimaal 390 leerlingen moet hebben en een mavo-school binnen zes jaar 260 leerlingen;
- in de tweede plaats moet aan de school een aan het onderwijs ten grondslag liggende geestelijke stroming liggen die zich in een binnen Nederland waarneembare beweging openbaart en ook op andere terreinen van het leven doorwerkt. Oftewel, de school moet een maatschapelijk draagvlak hebben die zich uit in een fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing;
- ten derde, de te stichten school moet een van de bijzondere scholen in de omgeving te onderscheiden richting hebben (of op de reeds bestaande school van dezelfde richting moet onvoldoende plek zijn).
Lumpsumbekostiging heeft voor- en nadelen: scholen hebben hierdoor meer beleidsvrijheid, maar worden ook gedwongen om meer na te denken over de verdeling en de inzet van het geld. Het risico hiervan is dat een falend financieel beleid tot problematische gevolgen kan leiden. Wanneer bijvoorbeeld het budget voor softwarelicenties, digitale leermiddelen, schoonmaakkosten, aanbestedingen en beveiliging zorgen (voorkomen datalekken) onjuist toegepast is, kan (een deel van) de bekostiging worden teruggevorderd.
Terugvordering bekostiging
De Inspectie van het Onderwijs beoordeelt de rechtmatige verkrijging van de bekostiging. Op grond van het onderzoek dat de Inspectie bij onderwijsinstellingen verricht, kan onverschuldigd betaalde bekostiging worden teruggevorderd (voor zover na de dag waarop de bekostiging is vastgesteld nog geen vijf jaren zijn verstreken). Van die bevoegdheid kan onder meer gebruik worden gemaakt wanneer door een school niet aan de eisen van het onderwijs voldoet, zoals aan de norm voor de onderwijsuren. De Minister voert het beleid dat onrechtmatig verkregen of onrechtmatig bestede bekostiging volledig wordt teruggevorderd. Dit betekent bijvoorbeeld dat, wanneer de school ten onrechte leerlingen in de telregeling meeneemt, of wanneer een school behoorde te weten dat een eerder vastgestelde bekostiging onjuist was, dat de Minister de bekostiging volledig terugvordert.
Zo werd bij besluit van de Minister de bekostiging van een scholenstichting gewijzigd vastgesteld en € 264.096,10 van de scholenstichting teruggevorderd. Een deel van de aldaar ingeschreven leerlingen had namelijk feitelijk onderwijs gekregen aan een andere school. Een ander, veelvoorkomende situatie is het ten onrechte ten laste brengen van de rijksbekostiging voor de kosten van leerlingenvervoer. Dit kan zelf zo ver gaan dat een scholenstichting een bedrag van € 367.878,- dient terug te betalen voor de onrechtmatige bekostiging van leerlingenvervoer van huis naar school en vice versa. Een school dient dus bij de bekostiging goed rekenschap te geven.
Conclusie
Het lerarentekort zal de komende jaren, ondanks de verwachte leerlingendaling, snel oplopen bij ongewijzigd beleid omdat de ‘grijze golf’ met pensioen gaat. Dit maakt dat een prudent beleid bij de bekostiging van scholen noodzakelijk is. Heeft u vragen over de bekostiging van uw school? Mail ons op legal@fortunadeo.nl.