
Fiscale compromis
Het recht om bezwaar en beroep in te stellen is een fundamenteel burgerrecht en één van de belangrijkste pijlers van de rechtsstaat. Zonder rechtsbescherming kan de wet immers ver in de levenssfeer van burgers reiken. Een onafhankelijke toets van de rechter bestaat daarom om het ‘zwaard’ van de overheid binnen de perken te houden. Toch zijn hierop enige uitzonderingen.
In de praktijk komt het veelvuldig voor dat de fiscus eist dat bij een overeenkomst met een belastingplichtige (‘fiscale compromis’) een bepaling wordt opgenomen waarin de belastingplichtige verklaart dat hij afstand doet van zijn recht op bezwaar en beroep (een ‘afstandsverklaring’). Is een dergelijke afstandsverklaring nietig? Het recht op bezwaar en beroep is immers een recht van openbare orde. Het is echter vast beleid van de Belastingdienst om bij een fiscaal compromis een afstandsverklaring op te laten nemen. Wat als u onder druk of dwaling akkoord bent gegaan met het compromis? Heeft u dan nog mogelijkheden tot rechtsbescherming?
Inleveren rechtsbescherming
Het fiscale compromis bevindt zich op het grensgebied waar belastingrecht en privaatrecht elkaar ontmoeten. De Belastingdienst kan afspraken met belastingplichtigen maken over een verzwegen buitenlandse bankrekening, een conserverende aanslag of simpelweg een (vergrijp)boete. Het fiscale compromis wordt als vaststellingsovereenkomst gezien waardoor het is onderworpen aan de algemene beginselen van het overeenkomstenrecht, zoals het leerstuk van wilsgebreken als dwaling, bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden. Nu er bovendien sprake is van een publiekrechtelijke partij, de fiscus, gelden ook de beginselen van behoorlijk bestuur in de verhouding tot de belastingplichtige. Zo kan een belastingplichtige zich in bepaalde gevallen beroepen op het vertrouwensbeginsel, het beginsel van ‘fairness’ en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het fiscale compromis is immers kind van twee werelden: het fiscale én het civiele recht.
Echter, van de belastingplichtige die een overeenkomst met de inspecteur van de Belastingdienst sluit, kan worden verlangd dat hij een deel van zijn rechtsbescherming inlevert. Het gevolg hiervan is dat een belastingplichtige bij een veranderd inzicht in beroep niet alsnog zijn bezwaren naar voren kan brengen. Dit geldt zelfs indien het fiscaal compromis op het moment van sluiten, of door een latere wetswijziging of verandering in de rechtspraak, in strijd met de wet is (art. 7:902 BW en HR 7 mei 1997, BNB 1997, 221). Wel zijn voorwaarden verbonden aan de mogelijkheid om (rechtsgeldig) afstand van rechtsmiddelen te doen. Zo dient de belastingplichtige uitdrukkelijk schriftelijk te verklaren dat hij geen gebruik zal maken van zijn processuele rechten en moet duidelijk blijken ten aanzien van welke onzekerheden of geschilpunten afstand van recht is gedaan.
Rechtsbescherming toch mogelijk?
Deze situatie doet zich vreemd aan: zelfs als een eenmaal gesloten overeenkomst in strijd met het dwingend recht (‘contra legem’) wordt, dan blijft deze verbindend. De belastingplichtige is in beginsel aan de vaststellingsovereenkomst gebonden, ook al zou hij daardoor in een ongunstiger rechtspositie komen te verkeren dan bij strikte toepassing van de wet het geval zou zijn. Er zijn slechts twee gronden waaronder de rechtsgeldigheid van de vaststellingsovereenkomst betwist kan worden. Allereerst, door de rechtsgeldige totstandkoming van het fiscale compromis te betwisten bij de belastingrechter. Ten tweede, indien de vaststellingsovereenkomst naar inhoud of strekking in strijd komt met de goede zeden of de openbare orde, dan is de overeenkomst niet-verbindend.
Betwisting van de rechtsgeldige totstandkoming kan bijvoorbeeld door te wijzen op dwaling of op het niet (onmiddellijk) aanvaarden van het aanbod op het fiscale compromis. De ruimte voor een beroep op dwaling is in het algemeen niet groot omdat de strekking van een vaststellingsovereenkomst is dat zij een einde maakt aan onzekerheden en ook geldt ingeval de afspraak een of meer feitelijke onjuistheden bevat. Dwaling kan worden ingeroepen indien een onjuiste voorstelling bestond ten aanzien van hetgeen de partijen als zeker en onbetwist aan de vaststellingsovereenkomst ten grondslag hebben gelegd, en het compromis bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Het beroep op dwaling kan overigens ook door de inspecteur van de Belastingdienst worden gedaan, bijvoorbeeld als hij een afspraak bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gemaakt. Van de tweede grond, strijd met de goede zeden of de openbare orde, is sprake indien de overeenkomst zozeer in strijd is met hetgeen de wet – over het geheel bezien – terzake bepaalt, dat partijen niet op nakoming van de vaststellingsovereenkomst mochten rekenen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake indien de inspecteur van de Belastingdienst en de belastingplichtige al op het moment van aangaan van het compromis welbewust bedoelden in strijd met de (strekking van de) wet te handelen.
Win-win situatie
Het fiscale compromis is een in de praktijk zeer nuttig instrument om buiten de rechter om onzekerheid of een geschil over de belastingheffing te voorkomen of beëindigen Een ander voordeel is dat het fiscale compromis niet gepubliceerd wordt. Hierdoor blijft tussen partijen wat er afgesproken is. Vanwege het feit dat door het compromis tijd en geld wordt bespaard, alsook eerder een oplossing van het onderliggende probleem wordt gevonden, worden er steeds meer vaststellingsovereenkomsten gesloten door de Belastingdienst. De belastingplichtige die een overeenkomst met de fiscus wil sluiten moet echter de keuze maken of hij bereid is een deel van zijn rechtsbescherming in te leveren. Dit kan in voorkomende gevallen verstrekkende gevolgen hebben.
Indien u in het overleg met de fiscus overeenstemming bereikt, kan het fiscale compromis een win-win situatie voor beide partijen betekenen. Wilt u hulp bij de onderhandeling van de vaststellingsovereenkomst? Mail naar legal@fortunadeo.nl.